Talentenvol turner
Lenn was 5 jaar toen hij met turnen begon. Al snel werd duidelijk dat hij het heel behoorlijk onder de knie had. Dat leverde hem de kans op om als
topsporter te gaan trainen, maar die sloeg-ie af. “Ik bleef liever bij m’n eigen vereniging, want daar had ik veel lol”, blikt hij terug. “Bovendien kon ik hier aanhaken bij de selectie, zodat ik alsnog op een behoorlijk niveau turnde. Ik heb bijvoorbeeld meegedaan aan de regiokampioenschappen om me te kwalificeren voor het NK. Zo had ik het beste van twee werelden: plezier maken én presteren.”
Naarmate Lenn wat ouder werd, werd hij vaker geteisterd door blessures: de nog altijd jonge turner verzwikte geregeld zijn enkels. Maar als er een foto van het gewricht werd gemaakt, was er steeds niets te zien. Toen hij elf was, werd duidelijk hoe dat kwam… “Mijn knie raakte uit de kom”, weet Lenn nog. “Kruisbanden afgescheurd, zo luidde de diagnose. Maar bij de kijkoperatie ontdekte de arts dat mijn kruisbanden niet gescheurd, maar veel te lang waren. EDS werd bij me vastgesteld.”
Meer aandacht voor EDS
Als Lenn op z’n tachtigste nog zou kunnen turnen, zou hij na elk element een gat in de lucht springen. Maar erg realistisch is dit toekomstbeeld niet. Lenn: “Medici weten nog heel weinig over EDS. Gelukkig is er wel steeds meer aandacht voor, waardoor ook het begrip groeit. Als buitenstaanders me zo fanatiek zien turnen, denken ze wel eens dat er helemaal niets met me aan de hand is. Ik snap dat overigens wel, want er staat dan een enorme grijns op mijn gezicht. Zoals bij m’n opa!”
Foto turnzaal: Jeroen Zwart